Niet-weten als norm

De kapotte denker als nieuw symbool. (september 2011)

Arnoud Holleman en Gert Jan Kocken

[small](protestnummer OPEN, bijlage Groene, najaar 2008)[/small]

Kunstenaarsbijdrage

In 2007 werd uit het Singer Museum in Laren een exemplaar van de Denker van Auguste Rodin gestolen, dat twee dagen later zwaarbeschadigd werd teruggevonden. Sinds die tijd onderzoeken Arnoud Holleman en Gert Jan Kocken de interpretatiemogelijkheden van het kapotte beeld. De resultaten van het project zullen in 2012 gepresenteerd worden in een publikatie en tentoonstelling.

Niet-weten als norm

Misschien is er al eens een cartoon aan gewijd: Halbe Zijlstra die met een slijptol in de hand tevreden naar het resultaat van zijn arbeid kijkt. Naast hem staat De Denker van Rodin in zwaar gehavende staat, als op de volgende pagina. Het rechterbeen foetsie, de linkerbovenarm ontwricht, twee flinke japen in het gezicht. Het onderschrift luidt: ‘Wat zeuren ze toch? Meer dan de helft blijft over!’

De vernieling van de Denker in 2007 en de huidige cultuurbezuinigingen liggen natuurlijk ver uiteen. De bronsdieven zijn crimineel en de staatssecretaris opereert uit naam van een kamermeerderheid. Toch zou de imaginaire cartoon niet werken als er geen overeenkomsten waren. Ook bij de bezuinigingen wordt er gesneden en gehakt, zijn de messen geslepen en de bijlen bot. Er worden harde klappen uitgedeeld, die bij de cultuurmakers navenant hard aankomen.

Maar er zijn meer paralellen. De bronsdieven hadden geen idee wat ze in handen hadden. Ze wisten niet dat de Denker een miljoen euro waard was en hoopten er als schroot 300 euro mee te verdienen. De staatssecretaris op zijn beurt verkondigde in verschillende interviews de voordelen van het niet-ingevoerd zijn in de cultuur. Als je moet bezuinigen zou je door persoonlijke betrokkenheid de grote lijnen uit het oog kunnen verliezen. Dat is verdedigbaar, maar het niet-weten komt ook naar voren als in één van de interviews het schilderij ter sprake komt dat in zijn werkkamer hangt. Zijlstra heeft het zelf uitgekozen, maar de naam van de kunstenaar heeft hij een half jaar later nog steeds niet paraat. Hoeft ook niet, vertelt hij de interviewer. Kunst moet je raken. Klaar.

Niet-weten als norm, dat is waar je op uitkomt. Bij de dieven was het een domheid op het niveau van Snuf en Snuitje, maar bij de stas ligt het anders. Zijn onwetendheid heeft iets kokets, getuigt van niet-willen-weten, terwijl hij tegelijk heel goed weet dat hij met zijn voorbeeldfunctie de publieke opinie bespeelt. Zo’n man op zo’n plek, dat is een primeur voor Nederland. Wat betekent dat?

In haar essay arbeiden, werken en handelen uit 1964 gaat Hannah Arendt in op de verhouding tussen menselijke activiteit en reflectie. In die driedeling is arbeid gericht op lichamelijk overleven en gaat werk over het maken van de spullen die ons omringen. Handelingen tenslotte, dat zijn de daden die je verricht om je als individu te onderscheiden van de massa òf je juist te binden aan de eigen groep. Het zijn alle sociale activiteiten die we ontplooien. Deze drie uitingen van vita activa krijgen betekenis vanuit de vita contemplativa, waarin het lichaam in rust is en alles draait om het nadenken over wat je gedaan hebt – en of dat goed is of niet.

Het is of Arendt de tekst op het lijf van de Denker geschreven heeft. Zie je het beeld, dan snap je de tekst. Andersom ontdek je als je de tekst leest weer wat het beeld van Rodin zo goed maakt: die Denker is een Doener. Hij belichaamt beide levensvormen tegelijk.

Toen Marco van den B. en Reinier ter B. in januari 2007 de slijptol in de Denker zetten, was dat werk en arbeid – hetgeen ze bovenop de diefstal extra verweten is. Andere beeldvernielers houden er nog idealen op na, of politieke of religieuze overtuigingen, maar Marco en Reinier gingen voor het eigenbelang. Er moest brood op de plank komen en de klus moest zo onzichtbaar mogelijk worden geklaard.
Toen ze echter betrapt werden en het beeld gehavend werd teruggevonden, veranderde dat het karakter van hun daad. In plaats van te verdwijnen in het clandestiene smeltcircuit maakte de kapotte Denker een grootse entrée in de nationale media. Na een halfslaap van tientallen jaren in de beeldentuin van het Singer Museum veroorzaakte het vernielde beeld plotseling heftige sociale reuring. Op televisie kwamen museumbezoekers niet uit hun woorden van woede en verdriet en onbegrip. En in die openbaarheid werd de vernieling alsnog een handeling.
De bezuinigingen van de regering daarentegen zijn bewust geconcipieerd als handelingen. Ze zijn bedoeld een verandering in gang te zetten en het einddoel is helder omschreven: minder overheid, meer markt. Maar of dat ook gehaald wordt is de vraag. Arendt wijst erop dat je bij arbeid en werk het resultaat kunt inschatten, maar dat het effect van een handeling vooraf niet te voorzien is. Sterker nog, het eindresultaat komt vrijwel nooit overeen met de aanvankelijke intenties. Dat komt omdat handelingen altijd plaatsvinden in een ‘web van menselijke relaties’ en in dat veld van sociale betrekkingen gaat het om zet en tegenzet, actie en reactie. En in de politiek weten ze dat als geen ander. De kamermeerderheid is minimaal, dus vandaar dat Zijlstra haast heeft.

Het is in die haast dat zich een grimmiger kant van de bezuinigingen openbaart – en het is ook waar de wegen van de stas en de bronsdieven paralel beginnen te lopen. Zijlstra is uitvoerder van een akkoord dat is gesloten vóórdat hij werd aangesteld. Wat hij teweegbrengt is een vertaling van wat Rutte, Verhagen en Wilders gedrieën bedacht hebben. Als Zijlstra praat, dan hoor je de positieve, neoliberale peptalk van Rutte, maar ook de anti-elitaire en anti-globalistische onderbuikpraat van Wilders. Het roer moet niet alleen om, maar het oude beleid moet – als doel op zich - ook een poot worden uitgedraaid. Met andere woorden, schepping en destructie gaan hand in hand – en uit de mond van Zijlstra klinkt dat verbluffend unisono. Het CDA zet daar geen eigen normen en waarden tegenover, waardoor de partij de werkelijke gedoogpartij van de coalitie wordt.

De dubbele tong waarmee Zijlstra spreekt maakt oppositie lastig. Aan liberalisering kleven voor- en nadelen. Het is een serieuze vraag of meer marktwerking een oplossing is voor het naar binnen gekeerde karakter van de kunst. De kunst zou de roep om verandering goed kunnen oppikken om het eigen functioneren tegen het licht te houden – en daar nog wel bij kunnen varen ook. Over de tegenvragen moet je echter even serieus nadenken. Waarom zijn de resultaten van marktwerking op andere terreinen op zijn minst discutabel? Is marktwerking niet het toverwoord van een ideologie die als een koekoeksjong al het andersoortige uit het nest duwt? Vanuit die visie wordt kunst eerder gegijzeld door de markt dan dat ze erdoor wordt bevrijd.

Het zijn vragen die schreeuwen om contemplatie, binnen en buiten de tweede kamer, binnen en buiten de kunst. Zijlstra daarentegen heeft haast en kapt in Wildersjargon elk debat af. En dat is vooral waar het protest zich op richt: niet dat er bezuinigd wordt, maar hoe er bezuinigd wordt. Ook hier regeert het niet-willen-weten en dat vraagt om een veel strijdvaardiger oppositie, uit landsbelang, omdat de verschillende agenda’s van Wilders en Rutte de beoogde marktwerking tegenwerken.

Naast de snelheid van bezuinigen is ook de BTW-verhoging een veelgenoemd voorbeeld van contraproductief beleid. Nu al zie je dat alle grotere transacties – volkomen legaal – via EU-landen met laag BTW-tarief plaatsvinden, waardoor de schatkist óók de 6% BTW misloopt. Eenzelfde tegenovergesteld effect dreigt bij de aangekondigde sluiting van postacademische opleidingen. Juist op de plekken waar streng geselecteerde kunstenaars kunnen instromen in de markt wordt de doorvoer afgesneden, waarmee en passant ook de topgaleries in Nederland mee naar beneden worden gesleurd. Dat is kapitaalvernietiging waar elke neo-liberaal buikkramp van zou moeten krijgen.

De vermeende marktwerking wordt daarmee meer een wapen van Wilders dan een middel van Rutte en ook op dit punt plooit Zijlstra zich gewillig. Hij heeft inmiddels gereageerd op de negatieve effecten van de bezuinigingen en geeft toe spijt te hebben van de verhoging van de BTW – en dat moet ook wel als zelfs Joop van den Ende zegt dat je dom bezig bent. Maar ook die spijtbetuiging past in het patroon van niet-willen-weten. Het klinkt goed in de oren van de gewoontestemmers bij de VVD. Er klinkt beschaving in door en je zou het zelfs reflectie kunnen noemen. Zijlstra verbindt er echter geen enkele consequentie aan, waardoor het uiteindelijk een even loze als cynische uitspraak wordt die de PVV-stemmer tevreden stelt.

Terug naar Hannah Arendt. Aan het eind van haar tekst concludeert ze dat handelingen behalve onvoorspelbaar ook onomkeerbaar zijn. Dat maakt het web van menselijke betrekkingen ‘broos en taai tegelijk’. De mensheid zou niet zo ver gekomen zijn als er geen middelen waren om het effect van handelingen te corrigeren wanneer ze dreigen in hun tegendeel te gaan verkeren. Het gaat om het vermogen te vergeven en het vermogen beloften te doen en die te houden.
Je schrikt er bijna van als je die woorden leest, zo ver zijn we al afgedreven van dat sociale, zelfhelende vermogen. De regering loopt hierin voorop en dat maakt de werkelijkheid achter de imaginaire cartoon van Zijlstra bij de Denker zo schrijnend. De 200 miljoen van Halbe is het equivalent van de 300 euro van Marco en Reinier: het is allebei easy money, dat verdiend wordt ten koste van iets dat veel meer waard is en verder gaat dan cultuur alleen.

Zo brengt iedere tijd haar eigen iconoclasten voort. Het wordt nog wranger als je bedenkt dat de Denker in 1881 rechtstreeks ontstaan is uit de vriendschappelijke betrekkingen tussen Rodin en de toenmalige staatssecretaris van cultuur in Frankrijk, Edmond Turquet. Als beschermer van de nog niet gearriveerde beeldhouwer wist Turquet zich politiek gedekt door de behoefte aan een sterke nationale identiteit. Nederland is daar in de figuur van Zijlstra verder van verwijderd dan ooit.